Je kunt je baby vanaf een maand of acht leren drinken uit een gewoon bekertje. Je moet je kindje daarbij wel helpen, maar met geduld, slabbetjes en af en toe droge kleren kan je kindje op zijn of haar eerste verjaardag zelfstandig uit een gewoon bekertje drinken.
De overgang van een flesje naar een gewoon bekertje is een belangrijke stap in de ontwikkeling van de mondspieren van je kindje en daarmee ook voor een gezond eet- en drinkpatroon. Tot ongeveer zes maanden heeft je baby nog een slik waarbij de tong van voorin naar achterin de mond beweegt, het zogenaamde zuigend slikken. Vanaf zes maanden veranderen door groei de botstructuren van je baby en de spieren moeten zich hierop aanpassen. Het voorste deel van de tong gaat steeds meer omhoog bij het slikken en maakt zo een golfbeweging naar achteren, net als bij volwassenen.
Op de kinderdagverblijven van PIT gaan we na de fles al gauw over op een drinkbeker, maar we merken op de peuterspeelgroep dat veel peuters pas daar voor het eerst in aanraking komen met een gewone beker. Tuitbekers zijn oorspronkelijk bedoeld om de overgang van een flesje naar een gewoon bekertje gemakkelijker te laten verlopen. Je kind kan er zelfstandig uit drinken zonder te knoeien dankzij de anti-leksystemen en je kunt ze overal mee naartoe nemen. Het is dan ook begrijpelijk dat de meeste ouders ze te lang gebruiken. Maar dit is niet zonder risico. Bij kinderen die een langere periode continu een flesje of tuitbekertje bij zich hebben, worden de tanden voortdurend blootgesteld aan suikers die in de meeste drankjes, inclusief melk, zitten. Er zijn ook kinderen die een flesje mee naar bed krijgen omdat ze dan beter in slaap vallen, met gaatjes en zelfs wegrottende tanden als resultaat. Bovendien belemmeren tuitbekers en flesjes de ontwikkeling van een goede slik. De tong ligt dan vaak laag in de mond en wordt tijdens het slikken tegen of tussen de tanden geperst. Hierdoor is de kans groot dat de tanden naar voren gaan staan en dat je kind gaat slissen. Verkeerd slikken is een van de afwijkende mondgewoonten ofwel bewegingen in en om de mond die negatief zijn voor de stand van het gebit, het spreken, het gehoor en de gezondheid.
Maar zover hoeft het niet te komen. Ga de uitdaging aan en help je peuter de tuitbeker of fles in te ruilen voor een beker. Stel bijvoorbeeld de regel in dat de tuitbeker alleen nog maar tijdens het eten op tafel staat en verder niet in beeld is. Of plan vaste drinkmomenten waarbij je samen met je kind aan tafel gaat zitten en gezellig samen wat drinkt. Daarna kan hij of zij weer verder spelen. Zo bouw je routines in waar je kind snel aan went. Als je eenmaal die vaste drinkmomenten hebt, kun je de tijd nemen om je kind anders te leren drinken. Vervang de tuitbeker door een gewoon bekertje met een dunne rand (een dikke rand is moeilijker om goed uit te kunnen drinken) en doe het niet te vol. Koop deze eventueel samen met je kind. Help je kind in het begin met het vasthouden van het bekertje zodat niet alles er ineens uitkomt. Een kind dat gewend is uit een fles of tuitbeker te drinken, maakt vaak een soort hapbeweging op de rand van het bekertje om te drinken. Dit is de beweging die ze gewend zijn te maken om iets uit het anti-leksysteem te krijgen. Je kunt de onderkaak van je kind ondersteunen met je eigen hand zodat hij of zij meer controle krijgt over de bewegingen die nodig zijn om te drinken. Dit gaat niet ineens goed, maar met geduld, oefening en herhaling lukt het. En knoeien aan tafel is helemaal niet erg. Veel succes!
Deze informatie is afgestemd met de logopedisten van Logopediepraktijk de Volgerlanden. Heb je vragen over afwijkende mondgewoonten of over eet- en drinkproblemen? Neem dan gerust en vrijblijvend contact met hen op, 078 - 625 66 06 of logopediegcv@gc-devolgerlanden.nl. Zij helpen je graag.