In blok 3 stimuleren we de kinderen om ‘oor voor elkaar’ te hebben. De lessen gaan over communicatie, over ‘praten mét elkaar’ in plaats van ‘praten tégen elkaar’.
De kinderen leren wat goed en slecht luisteren is. In tweetallen oefenen de kinderen om naar elkaar te luisteren. De een vertelt, de ander luistert. Goed luisteren kan je zien aan oogcontact, knikken, actieve lichaamshouding en herhalen wat de ander zei. De kinderen leren zich in een ander te verplaatsen. Ze leren dat het belangrijk is om goed naar elkaar te luisteren en duidelijk te zeggen wat je bedoelt. Dit voorkomt dat er misverstanden en conflicten ontstaan. Ze leren vragen stellen en samenvatten. Je laat daarmee zien dat je de ander goed begrepen hebt.
We bespreken met de kinderen dat mensen op verschillende manieren naar dezelfde dingen kunnen kijken. We spreken dan over het hebben van verschillende ‘gezichtspunten’. We kijken soms anders tegen dezelfde dingen aan, omdat we verschillende ervaringen en gevoelens hebben en omdat we uit verschillende gezinnen komen. Op deze manier leren we de kinderen met meningsverschillen om te gaan.
In de bovenbouw leren de kinderen argumenteren en debatteren. Hierbij gaat het om het verdedigen van een stelling, bijvoorbeeld ‘kinderen moeten op tijd naar bed’ of ‘iemand die pest moet streng gestraft worden’. In groep 8 leren de kinderen over cyberpesten en wat ze kunnen doen. Ze leren over verschillen in communiceren via sociale media en face-to-face.