Hechting is de manier waarop je kind een emotionele band opbouwt met jou als ouder en met een aantal andere belangrijke personen in zijn of haar omgeving. Ontwikkelingspsychologen noemen die personen ook wel ‘hechtingsfiguren’. In de meeste gevallen zijn dat in eerste instantie de ouders. Daarnaast is er in het proces van hechting ruimte voor nog een paar andere volwassenen uit de directe omgeving: opa, oma, oom, tante of pedagogisch medewerker van het kinderdagverblijf. Dit zijn altijd mensen die veel tijd met je kind doorbrengen en veel voor hem of haar zorgen.
Een kind heeft maximaal 3 tot 6 hechtingsfiguren in zijn of haar leven. Zo’n 70 procent van de kinderen begint met één hechtingsfiguur, maar dat worden er al snel meer. Tussen 3 en 7 maanden heeft 80 procent van de kinderen de moeder als primaire hechtingsfiguur. Als je kind ouder wordt, neemt dat percentage weer af. Als moeder blijf je wel altijd een hechtingsfiguur, maar mogelijk niet meer de belangrijkste. Op de leeftijd van anderhalf jaar heeft 90 procent van de kinderen meerdere hechtingsfiguren: meestal zijn dat er 4 of 5. Op die leeftijd heeft 35 procent van de kinderen zich gehecht aan degene die hem of haar het meest boeit en niet meer degene die het meest voor hem of haar zorgt.
Sommige kinderen zijn erg gehecht aan hun knuffel, maar zien die volgens onderzoekers niet echt als een hechtingsfiguur. Een knuffel is meer een manier om het gescheiden zijn van moeder te overbruggen. Op die momenten dat de moeder er niet is, richt de hechtingsbehoefte van het kind zich tijdelijk op iets dat haar kan vervangen. Een knuffel is zacht en warm en voldoet daarmee (voor even) aan de eisen die een kind aan een hechtingsfiguur stelt. Een knuffel vervult zo dezelfde functie als duimzuigen of zuigen op een speen: je kind wordt er rustig en minder angstig van. Daarmee kan je kind makkelijker omgaan met scheidingssituaties zoals gaan slapen.